Zoutelande

 

Niet meer dan duizend zandkorrels heb je nodig om een dag geluk te maken. Behalve misschien dan zestig keer opnieuw het nummer van Zoutelande dat door de box giert, terwijl je op een vrije middag, die je jezelf met veel geneugte hebt toebedeeld richting Nederlandse kust scheert. ‘Wat gaan jullie daar zoeken?’, ‘Daar is niks te zien!’, waren de opmerkingen van mijn vader de dag voordien, terwijl hij de kaart van Nederland op de tafel spreidde na het eten, op zoek ging naar Zoutelande en deed alsof we naar het einde van de wereld zouden rijden. ⛱

Marie en ik laden de koffer vol : met twee bikini’s, een héél erg groot stranddoek, ieder één boek, een bijna lege tube zonnecrème (getuige achteraf de rood verbrande achterkant van onze benen), twee gsm’s, een fototoestel, twee zonnebrillen, euro’s (want guldens zijn lang vervlogen tijden) en een zinderend humeur alsof we tegelijkertijd Namibië, Nieuw Zeeland en Patagonië zouden gaan bezoeken. ⛱

Anderhalf uur rijden en een schitterende, gratis parkeerplaats aan de achterkant van de duin later, ruil ik mijn sneakers voor slippers, wandelen we voorbij het onwaarschijnlijk mooie designhotel ‘Duinhotel Tien Torens’ (hier moet ik gewoon een keer komen slapen), snuiven we de zilte geur van de zee en belanden we op het Strand. Ik moet een hoofdletter schrijven, want dit is per definitie zoals een strand er in mijn woordenboek hoort uit te zien : groot, eindeloos, met zand en zand en hier en daar een verdwaalde reiziger. ⛱

Natuurlijk zijn er ook strandpaviljoenen, anders zouden we sterven zoals ons Marie zegt. We spreiden onze stranddoek, liggen op onze buik, springen over de golven (sporadisch gemaakt door de voorbijvarende oceaanmastodonten), we houden rekening met onze enige buurman in honderd meter. Ik ben te lui om mij om te kleden, hemd en short verdrinken in water en zout. We trekken foto’s tegen de zon in. We springen en gooien zee naar elkaar. ⛱

We eten in het rechtse paviljoen, wanneer je met je rug naar de zee staat. De glazen ramen die anders maken dat je beschermd bent tegen de wind uit zee, maken nu dat elke bries doodvalt, dat druppels van zweet langs je nek naar beneden tikkelen. Mijn koude visschotel twijfelt tussen bakken en stomen. De keuken is niet groots, maar de omgeving is. ⛱

We wandelen door de duinen – mijn god, mijn conditie is nul – richting auto. De parking is bijna leeg. Marie wil dat ik een toer door het centrum maak. Sightseeing met één café en twee marktkramen. Dinsdag is marktdag voor toeristen. We rijden weer naar huis, wisselend tussen alle mogelijk te ontvangen zenders, op zoek naar hét nummer om mee te zingen. De muziek staat te hard. Ik rijd met de ramen open. Onze haren waaien alle kanten uit. Dit is vakantie.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.