Julie heeft deze tekst eerst gelezen. En haar instemming gegeven.
*
Ik schrijf over haar. Ik moet het opschrijven, hetgeen ik heb meegemaakt, met haar. Want mijn hart is een beetje gebroken. Ik ben een stukje, verloren. Een kleine barst die ik niet had zien aankomen. Een scheurtje, dat volkomen buiten verwachting was.
*
Ik heb haar tijdens de zomer, de vakantiemaanden, niet of nauwelijks gezien. De wereld was niet groot genoeg. Mijn wereld, was niet groot genoeg, voor haar. Overal heeft ze haar hoofd neergelegd. Samen met Brent, met vriendinnen, met ouders van vriendinnen, zelfs met mijn ouders. Maar zelden met mij. Wij, Erik en ik en Marie, hebben haar weinig gezien. Behalve wanneer de was te vuil werd.
*
En zo begint op 31 augustus haar wereld in Gent. Woensdagavond 31 augustus. Erik doet haar weg. ’s Avonds, meteen na het werk. Ik rijd zelfs niet mee, want ze slaapt bij Eva. Op Eva’s kot, want haar kot is nog niet klaar. Veertien dagen, de eerste veertien dagen van haar nieuwe leven in Gent, slaapt ze op Eva’s kot. En de eerste avond, op 31 augustus, slapen ze samen. Want Eva is die nacht nog daar. Zij vertrekt de dag erna, naar huis. Ik rijd dus niet mee, die woensdagavond. Want het is maar op en neer. Ik ga paardrijden. Eva is er, voor haar.
*
En ik stuur ’s avonds, na het rijden een sms. Slaap lekker. Zij zijn samen gaan eten. Haar wereld in Gent gaat open. Donderdag is Eva weg. Ik stuur haar een berichtje, of twee, of misschien zelfs vier. Vrijdag 2 september komt ze met de trein naar huis. Ze is twee minuten te laat voor een eerdere trein. Bad timing. Ze wacht een uur. Ze zit op de trein naar Antwerpen. Vlak voor Beveren drukken mensen op de alarmknoppen. Men vecht, op de trein. De trein stopt. Politie moet komen. En nog meer politie, want de eerste ploeg is niet sterk genoeg. En uiteindelijk wordt er overmeesterd en in de boeien geslagen en rijdt de trein opnieuw. Julie mist haar aansluiting. Ik zit ondertussen al in de auto en ga haar in Berchem halen. Op vrijdagavond.
*
Dat doe je toch gewoon. We hebben een beetje moeite elkaar te vinden. Ik raak niet wijs uit het eenrichtingsverkeer rond Berchem Station. Blijkbaar mag je de verbodsborden negeren wanneer je een dierbare komt afhalen. Ik ben braaf en parkeer twee straten verder en loop te voet naar het station. We vinden elkaar. En ik wil natuurlijk weten, alles, hoe alles geweest is. En ze vertelt wel wat, maar niet zoveel. Een beetje over school, over een andere mentaliteit en een beetje over het vechten in de trein. En ik dring niet aan, want soms heeft ze tijd nodig. En dan hoor ik het later wel.
*
En ik zet haar thuis af en moet Marie nog gaan halen. Dus doe ik dat. En uiteindelijk zijn we op vrijdagavond, laat, weer met vieren compleet. Een beetje wordt er nog gebabbeld, maar niet veel. De meisjes trekken naar boven. Zaterdag is het gewoon werk, voor mij en Erik en zelfs ook voor Marie. Zij start haar eerste dag. En na het werk gaan Erik en ik meteen naar een schitterend feest en komen pas zondagochtend thuis. En Marie komt ook pas laat thuis. Zij werkt tot 23u en gaat dan met een vriendin nog iets drinken. Julie is dus alleen.
*
En op zondag, de dag na het feest, ligt Erik nog in bed. En ik doe ’s morgens Marie weg, want zij gaat naar stal. En ik doe meteen boodschappen. En dan, krijg ik, een sms. Waar is iedereen? Laten jullie mij vandaag ook weer alleen? Ik vind het vreemd. Een raar bericht. Ik ben toch gewoon onderweg naar huis. En Erik is zelfs thuis. Al dan niet bij bewustzijn, maar in elk geval fysiek. Ik bel dus even. Om te zeggen dat ik eraan kom. Dat ik haar niet, alleen laat.
*
Ik kom thuis met mijn armen vol zakjes en loop de living in. Wat is er toch allemaal aan de hand? Ik laat haar toch niet alleen? En dan zijn er tranen. En dan breekt mijn hart. Want zo intens is verdriet. Zo groot is twee dagen eenzaamheid op kot. Zo eenzaam is twee dagen Gent. En dan komt het. Mama ik wil niet terug. En wordt er geknuffeld en vastgehouden. En je probeert een stukje warmte en vertrouwen door te geven. Een stukje liefde in haar hoofd en in haar hart te planten. Neem het mee. Het blijft altijd bij jou, waar je ook gaat.
*
En Erik en ik gaan die zondag naar een doopviering en babyborrel, maar excuseren ons een beetje vroeger. Vroeger dan dat men van ons gewoon is. En wij rijden weer naar huis. Naar ons tedere hoopje. We moeten een oplossing zoeken, want het verdriet blijft groot. Om weer naar Gent te gaan, om weer alleen te zijn. En de wereld die drie dagen geleden te klein was en die geen thuis of toch slechts een zeldzame thuis nodig had, is ineens veel te groot. En te ver van huis, en te onbekend, te alleen.
*
We zijn zondagavond 4 september dus met vijven thuis. We zijn er allemaal. Brent is er ook. We maken een heel warm nest. Maar dat maakt het nog moeilijker. Het voorziene vertrek, het afscheid. We zoeken een oplossing. We moeten een oplossing vinden. We rijden die avond heel laat naar Gent. Zo laat dat de straten verlaten zijn. Ze maakt een hartje met haar handen wanneer we vertrekken. Ik laat een stukje van mijn hart achter.
*
Maar ik rijd nu voorlopig op dinsdagavond naar Gent. Als jullie er niet zijn, dan durf ik om 17.55u mijn deur te sluiten. Ik bid een weesgegroetje tot de Arme Klaren, dat deed moeke Turnhout vroeger ook altijd, en hoop dat de spits zich miraculeus oplost. En dan ben ik er op een dik uur en gaan we een hapje eten. We wandelen, door Gent en kruipen samen in bed. In Eva’s bed. Dankje Eva. En dan is het al woensdag. En is haar week al half. En op woensdag komt Brent. En zo lossen we het op. Voorlopig.
*
Tot de wereld in Gent, ook een beetje haar wereld is. En dat wordt het wel. Zonder twijfel.
♡
Voor alle starters aan unief en hogescholen en andere eerste jaren : Vlieg, meisjes en jongens. Vlieg zo hoog je kan. Wij zijn er altijd om jullie op te vangen.